De Bossche jeugd kijkt alweer uit naar volgende week: herfstvakantie. In het verleden zullen studenten eveneens een grote belangstelling hebben gehad voor de vrije tijd. Neem nu Coenraet Droste, die in het midden van de zeventiende eeuw aan de Latijnse school studeerde. Aan het eind van zijn leven schreef hij zijn memoires ('Overblyfsels van geheugchnis') waarin hij op 88-jarige leeftijd op rijm over zijn verleden schreef. Zijn studententijd in Den Bosch maakte daar deel van uit. Coenraet kwam, tegen betaling van tweehonderd gulden per jaar, in augustus 1654 in de kost bij de conrector Albinus Villerius. In 1658 kwam hij bij Daniel Sauvé te wonen. Het houden van kostkinderen was erg geliefd bij de docenten aan de Latijnse School: het was een bron van inkomsten. Druk was het wel bij Sauvé thuis. Naast de kostkinderen hadden hij en zijn vrouw zelf twaalf kinderen. Erg riant was de kamer van Coenraet Droste niet. „Mijn kamer was een cel, daer heb ik school gelegen. Hoe nauw die was, ik wierdt tot ruymer niet genegen. Daer was plaets voor een stoel, een taeffel en een bedt, wat boeken en dan was de gansche vloer beset.” In deze kamer was Coenraet, 'als ik by de kaers myn les snachts oversag', in slaap gevallen. Gelukkig voor hem was er geen brand uitgebroken. De kaars was weliswaar omgevallen maar de vlam was gedoofd. Met kaarsen was Coenraet eens een weddenschap aangegaan: hij zou met zijn mes tien kaarsen tegelijk doorsnijden. Maar toen hij dit deed, sneed hij per ongeluk ook in de hand van een medeleerling. Met het bij het wedden verdiende geld kon hij toen de dokter betalen. Tot zijn verbazing stroomde iedere winter de gehele omgeving onder water en soms zelfs de stad. Door middel van een tobbe dreef hij over het water, maar toen deze plotseling omsloeg, kon hij ternauwernood gered worden door de buren. 's Winters bevroor dit water en Coenraet schaatste dan over de Binnendieze en over het Bossche Veld tussen de stad en Vlijmen. Een wandelaar overbrugde de afstand naar dit dorp in twee uur, maar op de schaats kon men er in een kwartier zijn.
Er werd met de arreslee gereden en de schaatsers hielden wedstrijden. Een schipppersgast had bij een dergelijke wedstrijd een ton bier gewonnen, die hem door de overwonnene werd aangeboden. Bij een warm vuurtje dronken beiden de ton leeg. 'Elk bond syn schaetsen af, sy gingen aan het bier, dat met tabak gereet en pypen lag bij 't vier'. Toen het ijs smolt, haalde Coenraet kattekwaad uit. Hij sprong van schots op schots, waarover hij in herinneringen meedeelt, dat zoiets toch eigenlijk wel roekeloos was. Coenraet studeerde stevig aan de Latijnse School en in de avonduren werd er op toegezien dat hij zich eveneens met de boeken bezighield. De student deed dat met succes. Reeds nadat hij een half jaar in de stad was, behaalde hij op school een prijs. Zelf was hij ook tevreden over zijn studententijd in Den Bosch. „Ses jaren bleef ik daer, en kan nog door vyf prysen my door de stadt vereert, myn naerstigheyt bewysen.”
|
1998 |
dr. Kees van den OordEen heerlijken tijd ... 1848-1918Waanders Drukkers | Zwolle 1998 |
|
1998 |
Luc van Gent en dr. Kees van den OordDe uren gaan voorbij 1918-1948Waanders Drukkers | Zwolle 1998 |
|
1998 |
Guido Jochems en dr. Kees van den OordDe school met blauw en geel 1948-1998Waanders Drukkers | Zwolle 1998 |
|
1999 |
Kees van den OordScolae de BuschoHistordia | Vlijmen 1999 |
Henk Henkes, Van den Raethuys tot Stadhuis (2016) 112, 200, 227
L. van de Meerendonk, Tussen reformatie en contra-reformatie IX (1967) 30, 31, 32, 207
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 327, 358
Varia Historica Brabantica III (1969) 191, 192, 200, 201, 204, 208, 210, 211, 216, 236, 246, 247, 273, 274, 284, 292, 294, 296, 310, 312, 316, 317, 319, 325-327, 374
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 21, 109, 133, 134, 190, 256, 259, 263, 390